Naast de haar grote interesse voor kunst heeft Helene ook een grote interesse voor architectuur en wordt ze zelfs directeur van de afdeling bouwzaken van Müller & Co. In deel 4 van op zoek naar Helene Kröller-Müller zal ik in gaan op Helene als “Baumensch” zoals zij zichzelf noemt.
Helene bezoekt in 1910 samen met haar dochter Helene opnieuw Florence waar ze erg onder de indruk raakt van de wat het koopmansgeslacht der Medici had achtergelaten. Bij haar ontstaat het idee, dat het koopmansgeslacht van de Kröllers toch ook een monument van kunst en architectuur moet kunnen achter laten.
Ze krijgt al snel de kans om aan dit monument te gaan werken als het echtpaar landgoed “Ellenwoude” in Wassenaar koopt. Helene neemt voor het eerst de rol als opdracht geefster op zich. De door haar ontworpen plattegronden voor een museumhuis moeten uitgewerkt worden tot een bouwplan en de architect Falkenburg krijgt als eerste architect hiervoor opdracht. Maar al gauw heeft Helene geen vertrouwen meer in hem en mag Peter Berhens die zij heeft leren kennen via het tijdschrift “Kunst en Künstler” het proberen. Maar uiteindelijk zullen ook zijn plannen niet worden goedgekeurd.
In augustus 1911 wordt Helene ernstig ziek en wordt er kanker bij haar geconstateerd. Helene moet worden geopereerd. Tijdens een wandeling met Anton door de bossen ontstaat de gemeenschapsgedachte. Helene schrijft hier over naar Sam van Deventer :”Ik bouw mijn nieuwe huis het wordt een museum en zal later behoren aan het algemeen.” “Dan zou het over honderd jaar al zijn een interessant monument van kultuur, een groote les hoe ver aan innerlijke beschaving een koopmansgezin uit het begin der eeuw ’t zou hebben gebracht.” De operatie lukt en Helene krijgt nog een kans om haar “monument” te realiseren.
Het museumhuis zal er echter nooit komen. Na de pogingen van Behrens krijgt diens assistent Ludwig Mies van der Rohe de kans, hij heeft een meer gewillig oor voor Helene’s ideeën. Mies maakt zijn ontwerp in één van de kantoren van Müller & Co in nauwe samenwerking met Helene. Bremmer kon niet nalaten om ook een architect naar voren te schuiven: Hendrik Berlage (zie foto). Berlage mag ook een ontwerp maken en doet dit in Amsterdam zonder inmenging van Helene. Toen beide ontwerpen klaar waren had Bremmer snel zijn oordeel klaar, het ontwerp van Berlage was ‘Kunst’ dat van Mies niet. Helene was hier natuurlijk erg teleurgesteld over maar nadat beide ontwerpen op ware grootte op het terrein waren geplaatst volgde Helene uiteindelijk Bremmers keuze voor het ontwerp van Berlage. Maar tot een uitvoering zou het niet komen, “Ellenwoude” wordt uiteindelijk verkocht vanwege het oprukkende Den Haag.
Waarschijnlijk omdat het museumhuis (nog) niet gerealiseerd wordt, wordt er een andere oplossing gezocht om de collectie van Helene tentoon te stellen. Dat gebeurd uiteindelijk op 1 september 1913 als Helene met haar kunstcollectie neerstrijkt op de beneden verdieping van het kantoor van Müller & Co aan de Lange Voorhout nummer 1. Helene heeft daar ook haar kantoor, want ze is intussen directeur ‘Afdeeling Gebouwen’, en beheerd de kunstverzameling, de landgoederen en de gebouwen van de firma Müller & Co. In 1913 neemt ook Berlage zijn intrek in het kantoorgebouw aan de Lange Voorhout. Nadat hij niet mee mag doen aan een prijsvraag, die moet bepalen wie de bouw van het nieuw te bouwen stadhuis van Rotterdam voor zijn rekening mag nemen, wordt hij door een verongelijkte Anton aangenomen als “huisarchitect”. De eerste twee projecten die Berlage krijgt in dienst van de firma zijn de bouw van een boerderij, ‘De Schipborg’ voor zoon Toon, en de bouw van een kantoorgebouw voor de firma in Londen het ‘Holland House’ (zie foto).
Nog voor het kantoorgebouw af was werd er met een nog ambitieuzer plan gestart de bouw van een jachthuis op de Hoge Veluwe waar Anton zijn gasten in stijl wil kunnen ontvangen. In 1916 werd met de bouw gestart maar Berlage zou het niet afmaken. In 1919 beëindigde hij het contract en vertrok. De verhouding tussen Helene en Berlage was niet optimaal, beiden hadden ze een sterke wil en hoewel Berlage de confrontatie meed kwam er een moment waarop de laatste druppel de emmer deed overlopen.
Helene bleef achter met een groot probleem, wie wilde en kon het werk van Berlage afmaken? In eerste instantie werd er een beroep gedaan op de architect Kropholler (die later o.a. het van Abbemuseum in Eindhoven zou bouwen) maar nadat hij een paar personeelswoningen heeft gebouwd besluit Helene om op zoek te gaan naar een andere architect. Ze vindt de Vlaamse kunstenaar en architect Prof. Henry van de Velde (zie foto). De twee zitten gelijk op één lijn en een contract voor twee jaar wordt gesloten. Van de Velde bouwt het jachthuis af en gaat verder met het ontwerp voor een groot museum onder aan de Franse Berg op de Hoge Veluwe. In 1921 wordt er begonnen met de bouw van het kolossale museum maar een jaar later op 7 mei wordt de bouw definitief gestaakt. Müller & Co is vanwege de internationale economische crisis en financieel mismanagement in zwaar weer geraakt. Wel, zij het in een bescheidenere vorm, wordt er door van de Velde in 1931 nog een woonhuis gebouwd voor de Kröllers: Huize Groot Haesebroek.
In 1928 wordt de Stichting Kröller-Müller opgericht, een dag later wordt de kunstverzameling geschonken aan de stichting. Later wordt als eis, voor de overdracht van de kunstcollectie aan de staat, de bouw van een museum op de Hoge Veluwe bedongen. Het zou nog tot 1938 duren voordat een klein bescheiden ‘overgangsmuseum’ ontworpen door Henry van de Velde zijn deuren zou openen. Met dit ‘overgangsmuseum’ kwam er ook een einde aan Helene’s activiteiten als “Baumensch”.